Een oorlogsverhaal in borduurwerk

‘Borduren was een manier voor mijn vader om zijn trauma’s te verwerken’
De vader van Marlene van Steensel (63) vertrok op 22-jarige leeftijd naar Nederlands-Indië en kwam terug met een posttraumatische stressstoornis. Na zijn overlijden vindt Marlene een bijzonder borduurwerk in zijn oude hutkist. Dit borduurwerk vormt de symbolische rode draad in haar roman De Erfschat, waarin ze haar eigen geschiedenis en het verhaal van haar vader onderzoekt.
Gerrit van Steensel was vanaf zijn 14de landarbeider zonsondergang voor 2,50 gulden per dag. Vlak na de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland de Indonesische onafhankelijkheid niet wilde accepteren en een oproep deed aan mannen om zich te melden voor het leger, zag hij een kans. Hij kreeg een training op de ‘soldatenschool’ zoals hij dat later noemde en vertrok.
Lange tijd was alles van haar vader en ‘zijn Nederlands-Indië’ verborgen in dozen en koffers. Marlene: “Hoewel ik al langer geïn- teresseerd was in de geschiedenis van Indonesië, wilde ik met zijn persoonlijke verhaal lang niks te maken hebben. Maar toen ik aan mijn roman begon, kon ik daar niet meer omheen. Wie was die man die op 22-jarige leeftijd, net als duizenden andere jongens, besloot naar Nederlands-Indië te gaan om, desnoods met geweld, de koloniale orde te herstellen?”
Door zich in die vraag te verdiepen, ging ze steeds beter begrijpen wat haar vader had meegemaakt én veroorzaakt. Marlene: “Die jongens hadden geen idee waar ze aan begonnen. Vaak zó vanuit het ouderlijk huis de boot op: ‘op avontuur in het verre Indonesië’. Het liep natuurlijk compleet anders. Uitgezonden met idealistische dromen, teruggekomen met trauma-demonen komt dichter bij de re- aliteit. In 1949 keerde hij terug naar Nederland. Op de boot, samen met al die mensen die niet meer in hun moederland konden blijven zoals Indische Nederlanders, Molukkers en later ook Papoea’s. Ook mijn vader had flinke deuken opgelopen en kwam terug met een posttraumatische stressstoornis. Althans, zo zouden we het nu noemen. Mijn moeder hoopte tevergeefs dat die vrolijke man op wie ze ooit verliefd was geworden ooit weer tevoorschijn zou komen. Als kinderen zeiden we vaak tegen elkaar: ‘hij zit in Verweggistan’. Maar hij kon ook zo maar opeens heel opvliegend worden en om zich heen slaan. Mijn oma zei het mooi: ‘De man is wel uit de oorlog, maar de oorlog niet uit de man’. Het was ook een soort excuus. Het komt door Indië, zei mijn moeder dan verontschuldigend. Verder werd daar in alle talen over gezwegen, je had als kind geen idee.”
.




