IN HET NIEUWE NUMMER: ‘Als kind hing ik aan haar lippen als ze OVER INDIË BEGON’

Schrijver Philip Dröge (1967) is voor 80 procent Europees, 9,5 procent Indonesisch, 9,5 procent Chinees en 1 procent Papoea. Hoe die mengeling tot stand kwam, is te lezen in zijn boek Moederstad. Een gesprek met de schrijver die zichzelf Nederlander met een Indisch randje noemt.
Ter voorbereiding op dit interview heb ik je boek Moederstad gelezen en kwam tot de ontdekking dat we familie zijn via onze gezamenlijke oerouders Cornelis Fransz en Johanna Maria de Vos. Je reageerde niet eens verbaasd toen ik je dat vertelde. “Er waren ten tijde van de VOC maar heel weinig Indo’s. Ze kwamen elkaar vroeg of laat allemaal tegen en daar kwamen huwelijken uit voort en dus ook kinderen. Bovendien was er veel inteelt, nichten en neven die met elkaar trouwden, dus dat zorgde ook voor veel verwant- schap. Als je de lijntjes maar ver genoeg naar het verleden doortrekt, zijn alle mensen met een Indische achtergrond aan elkaar verwant. Ik ben bijvoorbeeld verre familie van de Thielman Brothers en Wieteke van Dort.”
Wat is het Indische verhaal van jouw moeder? “Mijn moeder werd in 1921 geboren in Buitenzorg als een na jongste van het gezin. Ze had nog een jongere broer over wie mijn moeder nooit wilde praten, en nog drie zussen. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam ze samen met haar vader, broertje en zussen naar Nederland. Ze wilde hier een opleiding tot schoonheidsspecialiste volgen en zou daarna weer teruggaan naar Indië. Maar daar werd door een zekere meneer A. Hitler een stokje voor gestoken. Hoe ze die oorlog door is gekomen, daar wilde ze het nooit over hebben. Als ik vroeg wat ze deed, antwoordde ze: slapen. Dus ook ik ben bekend met het Indisch zwijgen. Na de oorlog was mijn moeder op bezoek bij een vriendin die in Groningen een baan had gekregen. Daar ontmoette ze mijn Groningse vader, geboren in 1917. In iets meer dan tien jaar kregen ze zes kinderen. Toen tien jaar niks, en toen in 1967 kwam ik. Mijn ouders waren dol op elkaar. Mijn vader adoreerde mijn moeder, maar die was dan ook een prachtige vrouw om te zien. En zij viel voor zijn joie de vivre en stabiliteit. Hij was een jonge zakenman die al vrij snel na de oorlog in een mooie auto rondreed. Hij had een losse manier van doen en dat heeft haar ongetwijfeld enorm aangesproken.”