‘De late zelfkritiek bracht voor mij mijn opa terug’

‘Zijn beeld was in mijn hoofd vervangen door dat van de commandant en van het geweld dat onder zijn gezag was uitgeoefend’
Hans Goedkoop was 20 toen zijn opa overleed. Een leuke man die hield van padvinderij en knopen leggen en grappig hikkend lachte, als een Opel die niet wilde starten. In de achtdelige documentaire Indonesia roept!, in 2023 uitgezonden via de NPO, volgt Hans Goedkoop het spoor van zijn opa, Rein van Langen. De impact van wat er naar boven kwam, sloopte de historicus mentaal. Inmiddels heeft hij de schok verwerkt. ‘’Het verhaal van mijn neef bracht de opa terug die ik vroeger heb gekend en van wie ik heb gehouden.”
Ik wist dat mijn opa Rein van Langen in het leger had gezeten. We woonden op de Veluwe en als hij bij ons op bezoek was, maakten we boswandelingen. Dan vertelde hij verhalen over de patrouilles die hij vroeger liep. Hij was commandant en later generaal in Nederlands-Indië. Generaal, dan moet je wel een soort van held zijn, dacht ik. Ik vond het gaaf, vertelde erover op school. Maar soms zei hij iets dat ik als kind raar vond. Dan zei hij ineens: ‘Van één ding heb ik spijt, dat mijn revolver niet per ongeluk is afgegaan toen wij Soekarno hadden’. Ik had geen idee wie Soekarno was. Maar het was mij dus wel duidelijk dat mijn opa iemand dood had willen schieten. Dat vond ik als kind shocking . Nooit heb ik hem naar vroeger gevraagd. Tot ver in de 80 was hij die militair: altijd beheerst, altijd rechte rug. Maar je voelde dat het een driftige man was. Werd hij kwaad dan ging het meteen van nul naar honderd. Nu realiseer ik me dat hij PTSS had (posttraumatische stressstoornis) had door alles wat hij had meegemaakt.”
Groot verlof
De familie van Hans zat al sinds het midden van de negentiende eeuw in Indië en allemaal in het KNIL. Rein van Langen kwam in 1938 terug naar Nederland omdat Koningin Wilhelmina haar veertigjarig regeringsjubileum vierde. En daarvoor moesten de inlandse vorsten overkomen naar Den Haag. “Mijn opa kreeg de taak om een paar vorsten te begeleiden in Den Haag. En daarna kreeg hij groot verlof met een baan op het ministerie van Oorlog en Defensie. Tot de Duitsers binnenvielen. Op 14 juli 1940 stelde de bezetter de Nederlandse beroepsmilitairen voor de keus: beperkte vrijheid na het geven van een erewoord of krijgsgevangenschap. Mijn opa weigerde de erewoordverklaring van de officieren te ondertekenen. Wat gek genoeg weer iets heel Indisch was: je zit aan de andere kant van de wereld maar je bent loyaler aan Oranje dan wie dan ook in Nederland. Dat vind ik echt fascinerend. Uiteindelijk belandde hij in Slot Colditz in Duitsland, het kasteel dat als gevangenis diende. Sterk vermagerd kwam mijn opa in 1945 terug in Nederland en heeft meteen tegen oma gezegd: ‘Jij moet nog maar hier blijven met de kinderen, maar ik ga terug naar Indië om de Jap op z’n bek te slaan.’ Dus na een paar maanden zat hij alweer in Indië. Mijn moeder heeft daardoor bijna tien jaar haar vader niet gezien.”