Zoektocht naar een prinses

JOKE’S MOEDER JOSEPHINE BLEEK NIET HAAR BIOLOGISCHE MOEDER
Joke Baars kwam er pas heel laat achter dat haar moeder niet haar echte moeder was maar een prinses van de kraton, het vorstendom van Soerakarta. Jarenlang voelde ze boosheid en verdriet omdat een deel van haar identiteit niet bleek te kloppen met wie ze dacht te zijn. Sinds vorig jaar hebben Joke en haar vier zonen officieel een adellijke titel.
Wilhelmus Bernardus Wijnandus Koenders, besloot in 1910 op 22-jarige leeftijd het avontuur in Indië op te zoeken. Hier ontmoette hij Josephine Herst en op 2 december 1914 trouwden ze. Het jonge paar ging in Bandoeng wonen. Willems carrière zat in lift, hij werd hoofd van de wacht van de kraton (paleis) van Soerakarta. De kraton maakt onderdeel uit van oude Javaanse vorstendommen van Soerakarta, Jogjakarta, Pakoealaman en Mangkoenegaran die na de kolonisatie een vorm van zelfbestuur mochten behouden. Op zondag kreeg Willem vanwege zijn hoge positie altijd een uitnodiging om de rituele serimpi dans bij te wonen. Dit was heel bijzonder want de hofdanseressen werden destijds angstvallig afgeschermd van de buitenwereld.
Serimpi-danseressen waren geboren prinsessen, zoals de dochters en kleindochters van de vorst en zijn broers. Het dansen was een onderdeel van hun adellijke opvoeding en die training begon al vaak op hun 6de.
Daar ontmoette Willem rond 1935 een jonge prinses. Ze was een van de vele kinderen van de mohammedaanse sultan Pakoe Boewono de tiende, die regeerde van 1893-1939. Hij was getrouwd met veertig vrouwen van Javaanse adel. Deze vrouwen schonken hem in totaal 77 kinderen: 33 zoons en 34 dochters, van wie zij er eentje van was. De prinses en de knappe, lange Hollander kregen een relatie met elkaar. Ze woonde ergens op het uitgestrekte terrein van de kraton en dat kon wel kilometers van de sultan vandaan zijn waardoor niemand van het sultanaat van de relatie op de hoogte was. Want het was uiteraard een geheime affaire. Toen de prinses zwanger van hem raakte, bouwde Willem een huis voor zijn minnares aan de rand van de vulkaan Merapi. Daar kon ze uit het zicht van haar vader ongezien de zwangerschap uitdragen. Op 22 september 1936 kwam in het diepste geheim hun dochter Johanna Grada, roepnaam Joke, ter wereld. Toen het meisje 11 dagen oud was, nam Willem haar mee naar zijn vrouw Josephine in Bandoeng. Hij moest haar wel meenemen want ze zou door het Islamitische sultanaat als ‘Hollands kind’ nooit geaccepteerd zijn.
‘Merapikindje’
Joke: “Mijn ouders hadden een prachtig huis aan de Van Heemskerkstraat nr. 10 in Bandoeng. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik een heel fijne jeugd heb gehad. Ik groeide als enig kind op, mijn vader en moeder waren allebei al 49 toen ik erbij kwam. Nu denk ik: waarom heb ik me nooit afgevraagd waarom mijn moeder mij pas op haar 49ste kreeg. Maar ik stond daar helemaal niet bij stil, ik had geen idee dat ze niet mijn echte moeder was. Josephine heeft mij met alle liefde opgevoed als haar eigen kind en ook mijn vader heeft nooit iets losgelaten. Hij noemde me altijd ‘het prinsesje’ en ‘het Merapikindje’. Voor mij waren dat toen gewoon koosnaampjes waar ik niks achter zocht. Toen de oorlog uitbrak, was ik 5 en kwam er aan mijn fijne kindertijd een einde. Mijn vader kwam in het jappenkamp Tjilatap terecht, mijn moeder en ik sloegen net op tijd op de vlucht. De chiquewijk waar ons huis stond, werd omringd door hekken en werd een interneringskamp. Als buitenkampers waren we helemaal op onszelf aangewezen, soms kropen we door sloten, greppels en rioleringen om aan het oog van de jap te ontsnappen. We trokken van het ene huis naar het andere, van kennissen van mijn moeder. Josephine heeft me door de oorlog heen gesleept en daar ben ik haar enorm dankbaar voor.’’ ‘’Josephine had uit een eerdere relatie een dochter genaamd Bep, die 27 jaar ouder was dan ik, geboren in 1910. Bij het huwelijk van haar moeder met mijn vader in 1914 heeft mijn vader haar wettelijk de naam Koenders gegeven. Vanaf 1927 zat zij op een meisjesinternaat in Nijmegen en daar heeft zij de Kweekschool doorlopen. Dus heel goed heb ik haar niet gekend. Pas toen ik in 1946 naar Nederland kwam, kregen we goed contact. We gingen in Utrecht wonen, waar mijn vader een huis had gehuurd. Daar is mijn moeder in 1955 overleden aan een hersenbloeding. Ik was toen 17. Mijn vader overleed in 1972.”