IN HET NIEUWE NUMMER: De nasiroute

Pay-Uun Hiu, geboren in Amsterdam, heeft een Chinese vader uit Medan en een Nederlandse moeder. Ze is een van de vaste schrijvers van de kookrubriek in de Volkskrant: de Volkskeuken.
De workshop was nog maar net begonnen of we zaten al te zingen: ‘Geef mij maar nasi goreng, met een gebakken ei!’ Dat was op de Landelijke Naoorlogse Generatiedag van stichting Pelita, die zich inzet voor welzijn en zorg van Indische Nederlanders en Molukkers. Muziektherapeute Monqiue van Bruggen-Rufi vertelde in vogelvlucht hoe ze met muziek een ingang kan vinden bij ouderen die door dementie of trauma verdwaald zijn in hun verleden in Nederlands-Indië, of die gevangen zitten in een lichaam dat door ziekte niet meer functioneert of onbestuurbaar is geworden.
Hoe dat precies werkt, daar kun je een mensenleven op studeren, maar dát het werkt, werd meteen al duidelijk toen ze haar gitaar pakte en de kraker Geef mij maar nasi goreng zong. Eten en muziek, dat zijn de directe aansluitingen op het geheugen en het hart. Voor veel aanwezigen liep de route van het lied naar Tante Lien, het alter ego van Wieteke van Dort, en haar Indische accent was de muziek van de familie thuis met de geur van nasi uit de keuken.
Voor mij was Wieteke van Dort de deftige dame uit de Stratemakeropzeeshow en onlosmakelijk verbonden aan mijn tienertijd in de jaren zeventig. Die Indische liedjes van haar zeiden
me niks. Ik vond ze stom, net als alles wat met Indonesië en China en mijn afkomst te maken had. Dat was een vreemde, ondoordringbare wereld waarin ik niet hoorde. Ik was in Nederland geboren, had een Nederlandse moeder, en mijn vader was dan wel Chinees-Indonesisch, maar we spraken alleen maar Nederlands en als professioneel violist speelde hij alleen klassieke Westerse muziek.
LEES VERDER IN DE juni – juli-EDITIE VAN INDAH*